Translate

Zoeken in deze blog

zaterdag 15 november 2014

Wet Vandervelde

De Wet Vandervelde werd ingevoerd in 1919 en regelde het alcoholverbruik in België.
Die wet bepaalde dat er in cafés en andere publieke plaatsen geen sterkedrank mocht worden geschonken. Een andere beperking was dat er enkel sterkedrank mocht verkocht worden in hoeveelheden van minstens twee liter. De achterliggende gedachte was, dat alcoholisten niet zo veel geld ter beschikking hadden. Deze wet ligt waarschijnlijk mede aan de basis van de Belgische biercultuur, men zocht naar bieren met een hoger alcoholgehalte. De wet werd uiteindelijk in 1983 afgeschaft (http://nl.wikipedia.org/wiki/Wet_Vandervelde) (Denken en weten over de wereld, Leuven University Press, 2008).

De Belgische jurist en politicus Emile Guillaume Vandervelde werd in januari 1866 geboren in Elsene. Tijdens zijn studie werd Emile Vandervelde lid van de Belgische Werkliedenpartij (BWP). Een van zijn eerste opvallende acties in het parlement was zijn wetsvoorstel in 1902 voor een grondwetswijziging voor het algemeen stemrecht. Het voorstel werd door tegenstand van de katholieke regering van Paul de Smet-de Naeyer niet aangenomen. Toen dit nieuws bekend raakte ontstond een betoging van arbeiders, waarbij zes arbeiders door de politie werden doodgeschoten. De commandant en de schutters werden hiervoor later gedecoreerd (www.absolutefacts.nl/politiek/data/vanderveldeemile1866.htm).

De Wet Vandervelde verbood onder meer de verkoop en de consumptie van sterke dranken in alle publiek toegankelijke plaatsen zoals cafés, hotels, stations, enzovoort. Alcohol kon enkel nog in grote hoeveelheden (minstens twee liter) worden verkocht. Bovendien verviervoudigden de accijnzen. Dit was echter niet wat Emile Vandervelde (1866-1938), de socialistische minister wiens naam aan de wet werd gegeven, voor ogen had. Een jaar eerder, op 15 november 1918, was er op zijn initiatief een totale prohibitie ingesteld door de oorlogsregering die op dat moment in Engeland in ballingschap was. Voorafgaand aan de verschijning van de eigenlijke wettekst in het Belgisch Staatsblad had de regering haar stellingname verantwoord ten opzichte van de koning. De bevolking accepteerde de nieuwe wet echter niet en de maatregel werd vlug teruggeschroefd. Er werd uiteindelijk een compromis bereikt op initiatief van toenmalig premier Léon Delacroix. Het oorspronkelijke verbod op fabricatie, export en import werd niet opgenomen in de tweede wettekst. Vandervelde vond dit compromis onvoldoende en was daarom niet opgetogen dat zijn naam aan de wet verbonden werd. De wet onderging in de loop der jaren een aantal kleine aanpassingen, maar het was pas in de jaren 1980 dat ze door het parlement werd ingetrokken doordat ze in onbruik was geraakt (www.consciencebibliotheek.be/
Museum_Erfgoedbibliotheek_NL/ErfgoedbibliotheekNL/Tentoonstellingen-en-activiteiten/Webtentoonstellingen/Koning-Alcohol/Wet-Vandervelde.html). Zie ook Middenstandsbeweging en beleid in België: tussen vrijheid en regulering ... Door Peter Heyrman (Leuven University Press, 1 jan. 1998)

Het jaar 1879 kent de officiële geboorte van het georganiseerde Belgische antialcoholkamp, wanneer de eerste Belgische vereniging tegen alcohol opgericht wordt: de Vaderlandse Bond tegen Alcoholisme. Hiermee wordt het begin ingeluid van een periode waarin de alcoholbestrijders snel in aantallen toenemen en zich steeds sterker verenigen. Het jaar 1879 kent namelijk de officiële geboorte van het georganiseerde Belgische antialcoholkamp, wanneer de eerste Belgische vereniging tegen alcohol opgericht wordt: de Vaderlandse Bond tegen Alcoholisme. Hiermee wordt het begin ingeluid van een periode waarin de alcoholbestrijders snel in aantallen toenemen en zich steeds sterker verenigen. In feite was het alcoholgebruik tussen 1880 en de Eerste Wereldoorlog, op het hoogtepunt van de antialcoholbeweging in België, niet of nauwelijks gestegen en was vergelijkbaar met de consumptie in de omringende landen. Het was de interpretatie en representatie van deze consumptie die veranderde (Het beeld van alcohol, Julie Debrauwere, april 2007).

Als klap op de vuurpijl werden tijdens de eerste wereldoorlog veel stokerijen en brouwerijen door de Duitsers ontmanteld. Zij hadden het koper nodig voor de productie van munitie. De doodsteek volgde in 1919 met de invoering van de wet Van de Velde. Die moest een oplossing brengen voor de problemen als gevolg van het overmatig drankgebruik. Mensen verdronken hun ellende met goedkope jenever. Verbod op het schenken van sterke drank in openbare plaatsen en verkoop enkel op voorwaarde dat men twee liter kocht. Voor de arme bevolking was dit onbetaalbaar en zo werkte deze wet de daling van het verbruik in de hand (http://levenswater.skynetblogs.be/
archive/2009/02/22/geschiedenis-van-het-levenswater-in-belgie.html,
www.jenevermuseum.be/content.php?hmID=1822&smID=1561).

Door het verbod kwam er clandestiene alcoholproductie (op zijn Vlaams: sluikstokerij) en alcoholsmokkel. Hierover verscheen in september 2012 een publicatie onder de titel Tersluiks.



De zogenaamde Wet Vandervelde (1919-1985) en de gevolgen daarvan op het gebied van alcoholsmokkel en sluikstokerij. De gedrochtelijke wet verbiedt het schenken van drank met een alcoholpercentage van 18% of meer in café’s en staat de winkelverkoop van sterke drank aan particulieren slechts toe in hoeveelheden van tenminste 2 liter (om zo een aankoopdrempel op te werpen). Deze door zowel fiscale als sociaal-hygiënische motieven ingegeven wet leidt in de praktijk tot een gedoogcultuur onder de Belgische bevolking ten aanzien van smokkel en sluikstook. Dat bijvoorbeeld in het Nederlandse Sas van Gent in 1920 vijfmaal zoveel gedistilleerd wordt verkocht als het landelijk gemiddelde, komt enkel en alleen door de hoeveelheden jenever en likeur die door particulieren vanuit Sas van Gent de grens worden overgesmokkeld (http://peterzwaal.nl/tersluiks-2012/).



Na de tweede wereldoorlog werd de wet Van de Velde steeds minder strik toegepast. Het ‘witteke’ stond overal onder de toog en ander gedistilleerd deed zijn intrede in België. Jenever had het imago van een arbeidersdrank en wie het zich kon veroorloven dronk liever een cognac of whisky. Iets wat goed was moest wel uit het buitenland komen, want jenever had een heel slechte kwaliteit. De zeldzame jenevers die van een goede kwaliteit waren gingen gebukt onder een slecht imago (http://levenswater.skynetblogs.be/archive/2009/02/22/geschiedenis-van-het-levenswater-in-belgie.html).

De wet Vandervelde is genoemd naar Emile Vandervelde, de toenmalige minister van justitie (http://nl.wikipedia.org/wiki/Wet_Vandervelde).



Emile Guillaume Vandervelde (Elsene, 25 januari 1866 – aldaar, 27 december 1938) was een Belgisch-Brusselse jurist en politicus. Emile Vandervelde bleef vasthouden aan de marxistische leerstellingen, volgens dewelke de maatschappij in twee noodzakelijk vijandige klassen is ingedeeld, en de organisatie van de partij moest gebeuren "op het terrein van de klassenstrijd". Vandervelde werd professor aan de Vrije Universiteit van Brussel (1895) en behoorde tot de voornaamste politieke leiders in België. Vanaf 1914 was hij minister van Staat, en van 1918 tot 1921 in de Nationale Unie-regeringen minister van Justitie. Hij zorgde voor een Huishuurwet, een Wet inzake het Gebruik van Alcohol, en voor een hervorming van het gevangeniswezen. In 1919 introduceerde Vandevelde samen met de liberaal Paul Hymans en de katholiek Charles de Broqueville het algemeen stemrecht (één man één stem) en leerplicht. In het eerste Rooms-Rode kabinet-Poullet-Vandervelde (1925-1926) was hij minister van Buitenlandse Zaken en behield deze ministerpost tot 1927. Namens België ondertekende hij in 1925 het verdrag van Locarno (http://nl.wikipedia.org/wiki/Emile_Vandervelde). Ook stelde hij een wet op die nationalisering van Duitsers tot Belg verbood (http://www.cegesoma.be/docs/media/chtp_beg/chtp_03/chtp3_007_Demeester.pdf).De zuivering van de natie na de Eerste Wereldoorlog had een etnisch-nationalistisch karakter. De denationalisering was niet gebaseerd op een moreel onderscheid tussen patriot en verrader, tussen ‘goed’ en ‘kwaad’. ‘Vreemdelingen’ die niet met de agressor hadden meegeheuld werden toch even hard aangepakt, louter en alleen omdat ze nu een maal afkomstig waren uit een vijandelijk land (www.cegesoma.be/
docs/media/chtp_beg/chtp_03/chtp3_007_Demeester.pdf).

Het Verdrag van Locarno is een internationaal verdrag dat tot stand kwam na de conferentie van Locarno, die plaatsvond van 5 tot en met 16 oktober 1925, in Locarno in het neutrale Zwitserland. Vooral ging het om de erkenning van grenzen tussen bepaalde landen, die door het Verdrag van Versailles in 1919 waren ontstaan, en de voorbereiding van het toetreden van Duitsland tot de Volkenbond. In tegenstelling tot het Verdrag van Versailles werd het Verdrag van Locarno wél na onderhandelingen met Duitsland getekend. Locarno was mogelijk geworden nadat in 1924 de nationalistische Franse regering van Raymond Poincaré door een nieuwe werd vervangen; in Duitsland stond de regering met minister van Buitenlandse Zaken (1923-1929) Gustav Stresemann beduidend realistischer tegenover de gevolgen van Versailles dan eerdere regeringen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Verdrag_van_Locarno).



Daar zullen ze het in het cafë ook wel over gehad hebben. De eerste cafés ontstonden in de 17e eeuw als koffiehuizen. Het woord café is dan ook het Franse woord voor koffie. Geleidelijk aan gingen ook kroegen waar men vooral bier dronk zich café noemen en ontstond een grote variëteit aan cafés. De bekendste soorten cafés zijn het bruine café, het grand café, het eetcafé en de cocktailbar. In de geschiedenis is de naamgeving van het woord koffiehuis en café van betekenis veranderd, van een locatie waar vooral koffie gedronken wordt, naar een plek waar vooral alcoholische drank wordt gebruikt. Dezelfde verandering van betekenis ziet men bij het woord coffeeshop, dit woord duidt geen gelegenheid aan waar vooral koffie gedronken wordt, maar is een plaats waar softdrugs kunnen worden gekocht en gebruikt (http://nl.wikipedia.org/wiki/Caf%C3%A9).

Halverwege de 17e eeuw begon de opmars van koffie in Europa. Dit resulteerde in het ontstaan van koffiehuizen voor de meer welgestelden uit eigen stad. Hiervan is de term café, het Franse woord voor koffie, afkomstig. Hoe elitair de koffiehuizen aanvankelijk waren blijkt uit het feit dat er in 1806 in Amsterdam 25 koffieschenkerijen waren, naast 1763 kroegjes die bier en andere alcohol schonken. Deze zaakjes werden destijds tapperijen of bierhuizen genoemd. Omdat koffiehuis een betere naam had, gingen ook steeds meer kroegen zich zo noemen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Caf%C3%A9).

De bruine kroeg ontstond begin 19e eeuw, toen meer en meer mensen als extra kostwinning hun voorkamer inrichtten als plaats waar mensen iets konden drinken. In zulke vaak piepkleine huiskamercafés kon de vrouw dan het inkomen van een geregeld werkloze man aanvullen. In Vlaanderen was op het einde van de 19e eeuw één op de zes huizen zo'n drankhuis. In Nederland mocht nagenoeg iedereen tappen, totdat in 1881 de "Wet tot reguleering van de handel in sterken drank en van de beteugeling van openbare dronkenschap" een tamelijk dure vergunning verplicht stelde. Bovendien mochten daarvan in de grootste steden maximaal 500 worden afgegeven. Dit is het begin van een professionalisering van de horecasector. Vanaf 9 juni 1966 zijn er in Nederland vanuit de rijksoverheid regels gesteld aan de inrichting. Een café moet minimaal een oppervlakte hebben van 35 m², aparte toiletten voor mannen en vrouwen en er worden eisen gesteld onder meer aan de hoogte van de zaak. De kleine "huiskamerkroegen" moesten hierdoor sluiten. Een bekende uitzondering op deze wet is het kleinste café van Nederland, De Moriaan in Maastricht, met een oppervlakte van nog geen 20 m² (http://nl.wikipedia.org/wiki/Caf%C3%A9).

De Belgische Wet Vandervelde uit 1919, die sterkedrank in cafés verbood, moest het alcoholisme onder de verpauperde bevolking tegengaan, maar de bieren kregen wel een hoger alcoholpercentage. De traditionele inrichting van de bruine kroeg, met kleedjes op tafel en lampjes aan de muur, is vaak wel intact gebleven (http://nl.wikipedia.org/wiki/Caf%C3%A9).

Naast de bruine cafés ontstonden in de jaren 1880 naar Duits voorbeeld de "bierhallen", grote zalen met veel marmer en spiegels, die gespecialiseerd waren in een nieuw, licht soort bier afkomstig uit het Boheemse industriestadje Pilsen en dat om die reden pils genoemd werd (http://nl.wikipedia.org/wiki/Caf%C3%A9).

Pils is geen jenever, maar kan wel flink zwaar zijn. Belgische wetgeving heeft dus de rijke biercultuur met zware blonde bieren  gestimuleerd. 

EDIT april 2016
Ook al zou bovenstaande een mooi verhaal zijn, volgens de factcheck is het toch niet helemaal waar...

Het leek zo’n mooi verhaal: Vandervelde wou jenever bestrijden, maar schiep zwaar bier. In werkelijkheid bleven bieren als dubbel en tripel zeldzaamheden en werden ze was na 1950 echt populair. Heeft de Wet-Vandervelde dan niets betekend voor de Belgische biercultuur? Natuurlijk wel. In andere landen, zoals Nederland, daalde de bierconsumptie in de crisisjaren dertig nog veel harder. In België heeft bier ongetwijfeld geprofiteerd van de afwezigheid van gedistilleerd in de kroeg. Maar de bieren werden niet zwaarder, zoals Van den Steen beweert.
Na de Tweede Wereldoorlog werd Belgisch bier natuurlijk wél langzamerhand steeds zwaarder. Maar het zou verkeerd zijn om dat op het conto van de Wet-Vandervelde te schrijven. Zo werden laag-alcoholische tafelbieren er na de oorlog uitgeconcurreerd door de frisdranken die opkwamen, waardoor het gemiddelde alcoholgehalte natuurlijk steeg. De meeste zware Belgische alcoholbommen dateren bovendien pas van de jaren tachtig: La Chouffe, Kwak, Verboden vrucht, Kasteel, Delirium Tremens en alle andere Gulden Draken, Moeder Overstes, Fantômes enzovoort kwamen toen pas opzetten. Maar wat zien we aan de sterkedrankconsumptie in België? Die steeg in die jaren ook! Het idee dat jenever en bier in België een soort communicerende vaten waren is dus onzin.Op 1 januari 1984 werd de Wet-Vandervelde uiteindelijk afgeschaft.
(http://verlorenbieren.nl/factcheck-de-wet-vandervelde/)

donderdag 12 juni 2014

bottelen en een naam verzinnen

In april was het zo ver we brouwden een witbier met koriander volgens het recept en S33. Onze inspiratie haalde we uit Hoogstraten (Biervat). Het werd een aardbei-witbier. Bij het overgieten in het gistvat viel er een hopbel bij.

Na een paar weken van weinig reactie peil ik het soortelijk gewicht: 1.015 (oorspronkelijk was het 1.034), dus ik verwacht het alcohol% op 2,5. In mei goot ik ca. 4 liter van de wort over en deed hier 4 liter water met jam in en nog 10 gram rietsuiker (Biervat). Ik schepte wat gist van de bodem en ik hoopte dat het een vergelijking zou kunnen gaan geven. Een bier met en een bier zonder aardbeienjam (en 4 l water en 10 g suiker). Ik ben heel blij als dit 2e vat borrelt. Na weer enkele weken geduld is het tijd om te bottelen.

Mijn idee is:
1. dunkelweis met koriander zonder aardbei zonder suiker in de fles
2. dunkelweis met koriander zonder aardbei met suiker in de fles
3. dunkelweis met koriander met aardbei met zonder suiker in de fles
4. dunkelweis met koriander met aardbei met suiker in de fles

Nadat we de spullen schoon hebben gemaakt (en een hele hoop flessen gewassen, ontsmet en uitgespoeld) gaat het 2e vat als eerste open. Hoe zal het smaken? Het SG = 1.010. Dat is goed want geeft een alcohol%... onee dat was ik bij dit vat vergeten te bepalen. Zonde. Het bier heeft een onbekend alcoholgehalte. Het heeft ook geen donkere kleur. Het is goudgeel. We vullen 13 flessen met het bier, dat overigens niet verkeerd smaakt. Het heeft geen smaak van aardbei of zoetigheid, maar eerder iets van citroen. Het is verder nog erg plat. In elke fles doen we een 2 gram suiker. Later bedacht ik me mijn plan...te laat.

Voorafgaand aan het bottelen hevelen we eerst over op het lagervat om gistdepot te ontwijken. Het blijkt ook erg moeilijk om de 2,5 cm van de rand aan te houden. Dus we zullen later nog wel gushers tegenkomen vrees ik.

Na vat 2 is het de beurt aan vat 1. Er lag een poederachtige stoflaag op het bier, dat wat leek op meel(?). Het zal het gist wel zijn. Bij het uitschenken in de maatcilinder is het bier goed te zien. Dit bier ziet er veel lichter uit en lijkt ook echt op wit witbier. Het had echter een dunkel moeten worden... Het smaakt niet verkeerd, al is het eveneens erg plat. SG=1.010, dat is dus 3,2%. We doen er 45 gram suiker bij voor extra alcohol en koolzuurprik in het bier. Het smaakt nu erg zoet. Voorafgaand aan het bottelen hevelen we wederom eerst over op het lagervat om het gistdepot te ontwijken. Hierna vullen we 12 en een halve fles. De halve fles wordt 'm niet.

Ook al staat dat binnen een maand na bottelen het al te drinken zal zijn (Biervat) gaan we toch voor de 6 weken, want we hebben er bij het bottelen suiker ingedaan.

We voelen ons enigszins teleurgesteld dat het bier nog niet helemaal je van dat is, maar eerlijk is eerlijk: het smaakt niet vies! Over ons eerder bier (het bockbier en de tripel) verschillen de meningen. Ik had iemand die zei dat het bockbier wel smaakt (al spoot meer dan de helft tijdens de gushing-opening er al uit) en iemand die het niet aandurfde en de fles terug wilde geven 'of mag ik het zelf weggooien?'.  Zelf zijn we er niet blij mee, want het bockbier is geen bockbier en de tripel geen tripel (te zoet). Nu hebben we weer geen dunkel witbier...wat is het wel?

Later waren we op een festival en zagen daar iets wat ons heel blij maakte: een leichte weize!!!

Oettinger:
Alkohol(in vol%) Stamm­würze(in Grad Plato) Brenn­wert pro 100 ml Bitter­ein­heit Bier­farbe
2,8                    7,3                               26 kcal /109 kJ                 12              natur­trüb, hell

Riegele:
Alkohol(in vol%) Stamm­würze(%) Brenn­wert pro 100 ml  Bitter­ein­heit  Bier­farbe
2,9                     8,9              26 kcal /109 kJ           12                leichte fast opale Trübung

Alkohol(in vol%) Stamm­würze(%) Brenn­wert pro 100 ml  Bitter­ein­heit  Bier­farbe
3,3%                   7,8                      ?                                ?                     Hell-honigfarbene

Alkohol(in vol%) Stamm­würze(in Grad Plato) Brenn­wert pro 100 ml  Bitter­ein­heit  Bier­farbe
2,9                                                                40 % weniger Kalorien als unser Hefe-Weißbier Hell






 
Met aardbeien (erdbeeren) is veel te doen. Toch vind ik geen leichte weize met erdbeeren. Ons aardbeiwitbierproject heeft dus een zekere uniekheid!

We hebben een leichte weisse met erbeeren en een leichte weisse ohne erdbeeren. Als naam hebben we Antoon. Nu nog een etiket....want nu hebben we een plakbandje: 'met 2014' en 'zonder 2014'...

zondag 25 mei 2014

Lieveheersbeestjes



Kijk hier komt het van. Ik had het vorig jaar al over beestjes op de hop. En ze zijn terug: lieveheersbeestjes

Het veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje is niet zo lief als zijn naam doet vermoeden. Het is een roofdier. Net als inheemse lieveheersbeestjes voedt het zich met bladluizen. Deze soort kent veel kleurvariaties, van oranje tot zwart, met allerlei stiptekeningen. Ze lijken vaak op onze eigen lieveheersbeestjes (http://natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/natuurdatabase.nl/i006424.html).

Er worden meer dan 120 varieteiten onderscheiden, maar de meest gebruikte indeling is:
Harmonia axyridis succinea oranje/rood met 0-19 zwarte stippen
Harmonia axyridis axyridis zwart met 12 stippen (2+1+2+1)
Harmonia axyridis spectabilis zwart met 4 stippen
Harmonia axyridis conspicua zwart met 2 stippen
(http://stippen.nl/stippen.php?soort=HARAXY)

Het insect werd als biologische bestrijding van bladluizen ingevoerd in België (http://nl.wikipedia.org/wiki/Veelkleurig_Aziatisch_lieveheersbeestje). Ze zijn een exoot.

Het veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje is een agressieve predator en bij gebrek aan luizen worden ook larven van andere soorten lieveheersbeestjes, rupsen en vlindereitjes opgegeten, waardoor de kever een bedreiging vormt voor de inheemse soorten. De verspreiding wordt wetenschappelijk bestudeerd. Wie er één ziet wordt verzocht dit te melden (http://nl.wikipedia.org/wiki/Veelkleurig_Aziatisch_lieveheersbeestje).

Na de paring kiezen zowel het mannetjes- als het vrouwtjeslieveheersbeestje hun eigen weg. Het vrouwtje zoekt een geschikt plekje om haar eitjes te leggen; een boom of struik vol bladluis (de voornaamste voedselbron voor de larven die later uit het ei kruipen). Hieronder zie je een vrouwtje die bezig is een eipakket neer te leggen (http://stippen.nl/eitotlhb.php).



Na zo'n week komen de eitjes uit. Het ei-pakket dat eerst oranje is, kleurt grijzig terwijl de larven, die er nog totaal niet uitzien als lieveheersbeestjes, eruit kruipen. Ze beginnen direkt te eten; bladluis en de niet-bevruchte eitjes. Je ziet ze bijna groeien! (http://stippen.nl/eitotlhb.php).

Na een tijdje als de zwart met oranje gestreepte beestjes verpoppen en daarna uitkomen worden ze geel.



Welke ik ook vind ik vang ze allemaal en dood ze met een potje water waar ik ze in laat vallen en dan goed schud.

zondag 6 april 2014

Hopbel bij de vergisting?

Zoals al opgemerkt bij het brouwverslag is er hop in het bier gevallen.

De hop is meegekookt. En bij het overgieten in het gistvat is een hopbel in het gistvat gevallen...
Wat het effect op de smaak? Ik zoek wat op internet en vind wat halve flarden, waar ik niet veel wijs uit kan. Ik vermoed dat het witbier er misschien wat hoppiger wordt. Misschien is het wel wat ze drooghoppen/koudhoppen noemen. Dus dat beloofd wat.

Hop is een smaakmaker van bier. De hars uit de vrouwelijke hopbel wordt gebruikt om de zoetheid van de gerst in evenwicht te brengen met een verfrissende bitterheid. Elke bier heeft zijn eigen hopdosering voor de smaak, het aroma, de schuimstabiliteit en de houdbaarheid (www.twentsebierbrouwerij.nl/brouwerij/het-brouwproces/).

Tijdens het koken worden de hop en de eventuele kruiden en andere smaakmakers toegevoegd. De hopoliën zullen praktisch helemaal verdampen, terwijl de hopharsen aanleiding geven tot de typische hopbitterheid. Door het koken wordt het wort gesteriliseerd. Alle enzymen, die tot nu toe zetmeel en eiwitten hebben afgebroken, worden vernietigd (http://home.scarlet.be/pedroalco/
Wijn___Bier/Bier/Brouwen_van_Bier/brouwen_van_bier.html).

Vanaf het moment dat de temperatuur van het wort gezakt is onder de 60°C is het wort zeer bevattelijk voor infecties. We moeten alles in het werk stellen om te zorgen dat het wort niet besmet wordt met ongewenste micro-organismen. Om infecties geen kans te geven dient het afkoelen zo snel mogelijk te verlopen. Zet daarom het vat in een koud bad of gebruik een koelspiraal en dek het vat af (http://home.scarlet.be/pedroalco/Wijn___Bier/Bier/Brouwen_van_Bier/brouwen_van_bier.html).

In een artikel van "hopprofessor" Denis De Keukeleire staat dat de schuimopbouw in een glas bier wordt bevorderd door "allerlei metaalionen". Om de nodige metaalionen vanuit de biervloeistof naar het bovenliggende schuim te transporteren zijn "isohumulonen" nodig. Isohumulonen zijn bittere stoffen die tijdens het koken van het wort met de hop ontstaan uit de niet-bittere humulonen. Indien de concentratie isohumulonen minder dan 20 ppm bedraagt, is het volgens De Keukeleire onmogelijk om een stevige schuimkraag op het bier te houden. Daarnaast is het voor de schuimkraag van belang om enkel met vrouwelijke hopplanten te werken. De mannelijke hopplant is immers rijk aan vetten en vetzuren die het bierschuim verstoren (http://nl.wikipedia.org/wiki/Bier).

De meeste hobbybrouwers koelen hun wort na het koken tot 20 graden en soms zelfs nog hoger bij bovengisters, zaaien hun gist in en laten de boel op zijn beloop. Dit heeft tot gevolg dat de temperatuur van het bier, zeker bij zwaardere bieren, snel oploopt als de vergisting op gang komt en zijn hoogtepunt bereikt. Tijdens deze fase worden dan veel esters en hogere alcoholen aangemaakt. Komt de temperatuur boven de 22 tot 25 graden, dan kan dat een onaangenaam bier opleveren met teveel fruitigheid, scherpe hogere alcoholen, teveel alcoholverwarming en fenolen. Is de felle fase van de hoofdvergisting voorbij, dan loopt de warmteproductie ook terug en kan het bier zo snel afkoelen dat de gist het voor gezien houdt. Als dat gebeurt blijft het bier steken op een te hoge dichtheid. Ook kan het gebeuren dat teveel diacetyl of acetaldehyde achterblijft in het bier. Al met al levert een ongecontroleerde vergisting geen optimaal bier op en soms zelfs een ronduit slecht bier (http://roodetoren.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=34:vergist-gecontroleerd&catid=4:artikelen-over-brouwen&Itemid=42).

Door de vergistingstemperatuur te beheersen kun je de smaak van je bier dan ook in belangrijke mate beïnvloeden (www.besselaer.nl/page11.php).

Een goede beluchting van het wort zorgt voor een vlot verlopende vergisting met een hogere vergistingsgraad. Verder is de vergistingsgraad sterk afhankelijk van de gebruikte gist. Door toevoeging van suiker (bijvoorbeeld kristalsuiker of glucose) aan het wort krijg je bieren met een hoger alcoholgehalte omdat deze suikers volledig vergistbaar zijn (www.hobbybrouwen.nl/artikel/De_smaak_van_bier.htm).

Esters bepalen voor een groot gedeelte de smaak van een bier...Daarnaast is het gehalte aan esters ook sterk afhankelijk van de helderheid van het wort na het filteren van het beslag (een licht troebele wort geeft minder esters dan een kraakheldere wort), de mate van beluchting van het afgekoelde wort na het koken (zowel een zeer matige als een zeer intensieve beluchting geeft meer esters) en de gebruikte gist...Isoamylacetaat is het ester van de hogere alcohol isoamylalcohol en azijnzuur. Dit ester heeft een duidelijk banaanachtige smaak. Er zijn gisten die aanzienlijk veel isoamylacetaat vormen. Een ander banaanester is isobutylacetaat (www.hobbybrouwen.nl/artikel/De_smaak_van_bier.htm).

De bitterheid van een bier dient afkomstig te zijn van de alfazuren van de toegevoegde hop. De bitterheid dient aangenaam te zijn en niet te lang blijven hangen....Door hoge vergistingstemperaturen en snelle vergisting worden meer hopbitterstoffen in de bruine hopharsen die boven op het gistende bier komen liggen afgescheiden. Hierdoor kan de bitterheid van het bier verminderen....door autolyse een aangename harde wrange bitterheid in het bier komen doordat hopbestanddelen die de gist bij leven heeft opgenomen vrijkomen uit de dode gistcellen (www.hobbybrouwen.nl/artikel/De_smaak_van_bier.htm).

Gist voedt zich met suiker en aminozuren en produceert voornamelijk ethylalcohol en koolzuur maar ook hogere alcoholen, organische zuren waaronder vetzuren en vele stofwisselingsprodukten, waaronder een stof die men diacetyl noemt. Een zeer belangrijke nevenreactie is die tussen alcohol en zuren welke esters vormt. Deze esters kunnen verantwoordelijk zijn voor een groot deel van het aroma van het uiteindelijke bier. Zo heeft men fruitige aroma's zoals banaan, peer, appel, rozijn enz. Verder kan men de smaak van noten en zelfs bleekselderij terugvinden. Gist zelf heeft een zacht-zoete smaak (zoals bakkersgist). Gist kan echter een bittere bijsmaak hebben, omdat de bitterstoffen van hop zich erop kunnen vasthechten. Hogere alcoholen hebben ook een uitgesproken aroma. Diacetyl is een stof die naar zachte botermelk of margarine smaakt. Hogere alcoholen, vetzuren en sommige esters, welke grote smaakbepalende stoffen kunnen zijn, zijn schuimnegatieve factoren (http://home.scarlet.be/pedroalco/Wijn___Bier/Bier/Brouwen_van_Bier/brouwen_van_bier.html).

Op het schuim komen tijdens de hoofdgisting bruine plekken (hopharsen), deze kunnen met een steriel gemaakte schuimspaan verwijderd worden. Dit brengt wel risico's van infecties met zich mee. Sommige gistrassen produceren meer hopharsen dan anderen. Het afscheppen wordt door een groot aantal amateur-bierbrouwers uitgevoerd omdat daardoor het er een iets betere bitterheid krijgt. Noodzakelijk is het afscheppen meestal niet. Bij de meeste commerciële brouwerijen worden de hopharsen tegenwoordig niet meer afgeschept (http://home.scarlet.be/pedroalco/Wijn___Bier/
Bier/Brouwen_van_Bier/brouwen_van_bier.html).

Ook hopharsen die tijdens de gisting op het bier komen drijven kunnen het best verwijderd worden deze harsen ontsnappen uit het bier omdat het bier als gevolg van de gisting verzuurd. Met name alfazuur is minder oplosbaar in een zuurder milieu en zal derhalve uit oplossing gaan. Eiwitten die uitzakken bij afkoelen van de wort vormen de zogenaamde koude breuk, die zal uitzakken en samen met uitzakkende gist een dik sediment op de bodem van het hoofdgistingsvat zal vormen (www.triple-w.org/index.php?option=com_content&view=article&id=26:gist&catid=79&Itemid=493&showall=1&limitstart=).

Op het schuim komen tijdens de hoofdgisting bruine plekken (hopharsen). In het verleden werden hopharsen door sommige hobbybrouwers verwijderd met een schuimspaan. Tegenwoordig doen we dat niet meer. Het is gewoon nergens voor nodig. Na de hoofdgisting zakken deze bruine plekken naar beneden en blijven onder in het vat liggen. Een ander gedeelte heeft zich vastgezet aan de rand van het vat en is daar wat lastig te verwijderen (www.hobbybrouwen.nl/brouwko2.html).

Bij lange lagertijden van bier waarin nog veel gist aanwezig is, gebeurt het dat een gedeelte van de gistcellen afsterft. Zij kunnen dan openbarsten en geven stoffen vrij waarvan de geur een zwavelig karakter heeft (men noemt dit autolyse). Autolyse maakt ook stoffen vrij die schuimnegatief werken (http://home.scarlet.be/pedroalco/Wijn___Bier/Bier/Brouwen_van_Bier/brouwen_van_bier.html).

Andere brouwers strooien hopbellen op het nagistende bier (dry-hopping). De hop wordt dus niet gekookt, waardoor de hopoliën door het bier kunnen opgenomen worden. Naast het versterkend effect van de typische hopbitterheid zullen de hopoliën een citrusaroma creëren (Arabier) (http://home.scarlet.be/pedroalco/Wijn___Bier/Bier/Brouwen_van_Bier/brouwen_van_bier.html).